zondag 21 december 2014

Dossier 3 D: Gemeenten geven innovatie geen kans


Een belangrijke doelstelling van de decentralisatie van de zorg naar gemeenten is dat het anders, beter en goedkoper moet worden. De werkelijkheid is weerbarstiger. Gemeenten ontpoppen zich als pure prijskopers, laten alles bij het oude en er is nauwelijks ruimte voor innovatie.


Anders, beter en efficiënter

Dat beeld doemt op als je de resultaten van diverse onderzoeken op een rij zet. De decentralisatie van de zorg naar gemeenten moet ruimte bieden voor nieuwe innovatieve oplossingen op het gebied van jeugdzorg, thuishulp, dagbesteding, begeleiding en participatie. Nieuwe innovatieve oplossingen waarmee de zorg en begeleiding voor kwetsbare jeugdigen en burgers anders, beter en efficiënter geregeld wordt. In alle plannenmakerij van overheid en gemeenten is er veel aandacht voor ‘innovatie’. Althans, op papier. In de praktijk komt er niet veel van terecht. Daar zijn 4 belangrijke redenen voor aan te wijzen.

1. Gemeenten zijn prijskopers en kijken niet naar resultaat
Gemeenten (en zorgverzekeraars) blijven op dezelfde manier inkopen als de grote zorgkantoren dat deden. Namelijk per uur of dagdeel en niet gericht op het resultaat (outcome). Via het messcherp aanbesteden van zorg en ondersteuning (door gespecialiseerde inkoopbureaus) waarbij primair gekeken wordt naar prijs. Met als gevolg dat er (a) geen stimulans en ruimte is voor innovatie en (b) dat er een continue neerwaartse prijsdruk ontstaat. Het moet immers goedkoper, goedkoper, goedkoper. Hoe, lijkt niet uit te maken.

Dat concludeert prof. dr. Jan Telgen van de Universiteit Twente in een onderzoek naar de wijze waarop gemeenten zorg en begeleiding inkopen. Zijn conclusie: ‘Veel gemeenten blijven “AWBZ’tje spelen. Dat betekent dat een echt andere invulling van de zorg niet mogelijk is.” Slechts bij een derde van de gemeenten wordt op resultaat bekostigd en vindt afrekening plaats onafhankelijk van de werkelijke inzet in uren of dagdelen zorg. Overigens zijn er veel gemeenten die zeggen dat ze op resultaat inkopen, maar uiteindelijk toch afrekenen op de inzet per uur of dagdeel. Het aantal durfals dat kiest voor vernieuwing is nog erg klein, aldus Telgen.

2. Gemeenten wentelen financiële problemen af op de zorg
De bezuinigingen van gemeenten op de huishoudelijke hulp gaan verder dan de 32 procent die de overheid heeft vastgesteld. Aldus de vakcentrales FNV, CNV en VCP in een open brief aan alle colleges van B en W. De vakcentrales spreken hun zorgen uit over het gebruik van aanbestedingen, want die inkoopvorm is niet meer verplicht. Sommige gemeenten bezuinigen tot wel 60 procent en er zijn ook gemeenten die thuishulp helemaal schrappen. Volgens de bonden laten veel gemeenten zich leiden door de meest gunstige prijs in plaats van kwaliteit. Een 'race to the bottom' noemen ze dit in de brief. Gemeenten hebben sterk de neiging om financiële tegenvallers op andere beleidsterreinen, op te vangen door meer te bezuinigen op de inkoop van zorg en ondersteuning.

3. Wijkteams zetten oude werkwijze voort
Gezien voorgaande is het geen verrassing dat er op de werkvloer nog niet veel veranderd. De ontwikkeling van effectieve sociale wijkteams is complex en zal dan ook meerdere jaren in beslag nemen. Dat komt naar voren in een onderzoek van Universiteit Twente, BMC en Platform 31 onder 26 grotere gemeenten. Wijkteams krijgen vanaf 2015 de opdracht om de toegang tot zorg anders in te vullen, vernieuwende arrangementen te ontwikkelen en de zorg goedkoper te maken.

De meeste gemeenten hebben echter nog geen goed beeld van hoe zij dat willen gaan organiseren. Ook op het gebied van financiering en verantwoording bestaan nog veel onduidelijkheden. Bovendien is het de vraag of de voorwaarden die gemeenten aan de wijkteams stellen, daadwerkelijk leiden tot vernieuwingen. Professionals in wijkteams vervallen daardoor snel in de oude werkwijze van ‘zorgen voor’ in plaats van ‘ondersteunen van’ en versterking van de eigen kracht van burgers.

De wijkteams blijven in de uitvoering hangen in "samenwerking met partners, afspraken maken en elkaar wat gunnen", aldus de onderzoekers. Waarbij betrokken zorgaanbieders angstvallig in de gaten houden dat ze voldoende zorguren kunnen blijven leveren, want dat is noodzakelijk om (financieel gezien) te kunnen overleven. Hoe zo anders, beter en efficiënter? De verwachting dat wijkteams zich richten op het betrekken en versterken van de wijk, blijkt slechts in enkele gemeenten ook in de praktijk gebracht te gaan worden.

4. Zorgaanbieders hebben geen geld en mensen om te innoveren
Zorgaanbieders moeten door alle nieuwe wet- en regelgeving en het schrale inkoopbeleid van gemeenten en verzekeraars enorm bezuinigen. Hele managementlagen, complete zorgteams en ondersteunde stafmedewerkers worden noodgedwongen wegbezuinigd. Voor de extramurale zorg blijkt uit het benchmarkrapport ‘Samen op weg’ van branchevereniging ActiZ het volgende.

De gemiddelde nettomarge van een zorgorganisatie in Nederland is gedaald tot gemiddeld 1,3%. De 1,3% nettomarge bestaat voor een niet onaanzienlijk deel uit resultaat op huisvesting en op rente. Dit betekent dat op zorgverlening gemiddeld gezien nauwelijks rendement wordt gemaakt. Met andere woorden: men houdt geen dubbeltje over. Daarbij komt dat naar verwachting het huisvestings- en het renteresultaat de komende jaren zullen verdampen. Het aantal organisaties dat kan worden aangemerkt als financieel duurzaam is nog maar slechts 33%, aldus brancheorganisatie Actiz.

Zorgorganisaties hebben de overheadkosten inmiddels gereduceerd tot 12,6%. Dat is aanzienlijk lager dan bij ministeries (41,9%), woningcorporaties (34,6%), gemeenten (33,6%), onderwijs (14,4%), en industrie (13,6%). In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, is de zorg veel zuiniger met overheadfuncties dan andere sectoren. Innoveren, vernieuwen, verbeteren gaat niet zomaar. Daar zijn mensen en middelen voor nodig. Zie de researchafdelingen en miljoenen budgetten die bedrijven als Philips daarvoor inzetten. Vernieuwing en verandering komen nu eenmaal 'niet uit de lucht vallen'. Kortom, zorgorganisaties hebben geen geld en geen mensen meer om te innoveren.

If you pay peanuts you get monkeys

Natuurlijk zitten we midden in de grootste stelselverandering ooit en kunnen we niet direct een optimaal resultaat verwachten. Dat zal inderdaad jaren in beslag nemen en dan moeten alle partijen ook nog vol gas blijven geven. Maar als we willen dat het succesvol wordt, dan moeten er een paar dingen gebeuren.

Allereerst moeten gemeenten (en zorgverzekeraars) op toegevoegde waarde inkopen en niet sec op prijs (dat betekent ook een andere rol voor inkoopbureaus en andere inkoopmodellen). Hierdoor krijgen zorgaanbieders de ruimte en prikkels om met innovatieve oplossingen te komen. Ten tweede moeten gemeenten (en verzekeraars) een reëele prijs betalen voor de geleverde oplossingen (en financiële tegenvallers niet langer op de zorg afwentelen). Ten derde moeten zorgaanbieders structureel voldoende geld en mensen hebben om te kunnen innoveren. De kosten gaan voor de baat uit, ook in dit geval.

Bronnen:

Samen op weg, Inzichten vanuit de Benchmark in de Zorg, Actiz, 2014.
Meta analyse MKBA’s sociale (wijk)teams - integrale aanpakken vergeleken in termen van kosten en baten, LPBL, in opdracht van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, januari 2014.
binnenlandsbestuur.nl/sociaal/nieuws/veel-gemeenten-blijven-awbz-tje-spelen.9453202.lynkx
ftm.nl/exclusive/vernieuwing-in-de-zorg-gaat-nog-even-duren/
zorgvisie.nl/Personeel/Nieuws/2014/11/Effectief-wijkteam-laat-nog-jaren-op-zich-wachten-1650966W/
zorgwelzijn.nl/Wmo/Nieuws/2014/8/Gemeenten-stop-bezuiniging-Wmo-in-2015-1584280W/
binnenlandsbestuur.nl/digitaal/nieuws/centraliseren-verlaagt-niet-per-se-de-overhead.671264.lynkx

Toelichting:

(1) Vooral het inschakelen van professionele inkopers en inkoopbureaus heeft een negatief effect. Zij zijn niet gericht op het realiseren van maatschappelijke meerwaarde, maar focussen zich vooral op de inkoopprijs omdat ze daar voor ingeschakeld en beloond worden. Met als gevolg dat er vooral slik-of-stik aanbestedingen worden uitgebracht en er weinig ruimte is om met innovatie oplossingen te komen.
Leestip: Wat bezielt mijn klant!? – Ondernemen in onzekere tijden, van Gerco Rietveld. Auteur van Inkoop, managementboek van het jaar in 2010.

(2) Uit Maatschappelijke Kosten-Batenanalyses (MKBA) die zijn gemaakt voor de wijkteams blijkt dat een andere, meer integrale aanpak veel potentie heeft en vier directe effecten kan hebben, mits aan de juiste voorwaarden wordt voldaan: huishoudens met (potentiële) problemen worden eerder bereikt (A), waardoor escalatie wordt voorkomen, maar waardoor tevens de interventiekosten stijgen. De integrale aanpak leidt tot efficiëntere hulpverlening (B) en is daardoor (in potentie) kostenbesparend. Daarnaast is het een effectievere aanpak (C), waardoor meer huishoudens het einddoel bereiken en problemen minder escaleren. En tot slot is er minder terugval doordat de generalisten de huishoudens niet loslaten, maar een vinger aan de pols houden (D).

(3) Ondanks de maatschappelijke hervorming in de langdurige zorg met ingrijpende veranderingen die ook zeker de cliënten en hun familie niet ontgaan, slaagt de zorgbranche erin het cliëntoordeel op een hoog peil te houden. Analyse van de cijfers leert dat zowel de NPS van cliënten (de Net Promoter Score) als de CQ-scores op een hoog peil blijven. De CQ-score is zelfs licht gestegen. Dat laatste geldt over de hele linie.

Geleend van: Gemeenten geven innovatie geen kans, Sjors van Leeuwen

woensdag 19 november 2014

WAAROM DE PARTICIPATIEWET EEN FLOP WORDT



















Per 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. De deur naar de WSW wordt op slot gedaan en het bedrijfsleven en de overheid gaan 125.000 banen creëren voor arbeidsgehandicapten. Er komen tot 2025 100.000 plekken in het bedrijfsleven en 25.000 bij de overheid.
Als het niet lukt, komt er een Quotumwet en gaan bedrijven en de overheid boetes betalen. Dat wordt leuk voor die overheid, want dat wordt dus belastinggeld betalen, een vestzak-broekzak verhaal.

Mooie beloften, maar gaat dit lukken. Ja, de deur op slot vast wel, maar waar komen die 125.000 banen vandaan? Het wordt pas interessant als dat nieuwe banen zijn.
Maar wat zijn de effecten als dat geen nieuwe banen zijn?
Is het realistisch om te verwachten, dat er nu ineens 125.000 banen voor deze groep bijkomen? Als dat zo is, dan zouden die nu toch allang gecreëerd zijn? Alle regelingen, die bedrijven en de overheid in staat stellen om gesubsidieerde banen te realiseren zijn al jaren in stelling gebracht en hebben een minimaal effect gehad. Te vaak gebruikt men de subsidie zolang het mogelijk is om vervolgens weer afscheid te nemen van de nieuwe medewerker. De meeste bedrijven beginnen er niet aan, omdat ze bang zijn en/of de papierzorgen niet zien zitten.
Laten we optimistisch zijn en uitgaan van 60.000 nieuwe en 60.000 bestaande banen en dat voor beide partijen eens bekijken. Voor het gemak doen we het 50/50 voor overheid en bedrijven.

DE OVERHEID

De overheid maakt 12.500 nieuwe banen, maar waar? We willen een kleiner overheidsapparaat en we gaan werk op het stadhuis creëren? Dat is gas geven en remmen tegelijk. Is er daar dan nu werk, dat niet gedaan wordt en wel zou moeten gebeuren? Ik durf ernstig te betwijfelen of die nieuwe banen er komen.
En stel dat het lukt, dan vervangen we dus de ene uitgavenstroom van de overheid (uitkeringen) door een andere (loon+ subsidies). Daar komen de uitgaven voor scholing, inwerken, selectie, jobcarving, aanpassen van arbeidsplekken, etc. bij. Een dure en onverstandige actie.
De overheid maakt 12.500 bestaande banen geschikt voor arbeidsgehandicapten, weer een vestzak-broekzak verhaal. De voorbeelden tot nu toe zijn weinig bemoedigend. Het gaat vooral om substitutie van uitbesteed werk –schoonmaak, groen en catering-. Terwijl er arbeidsplekken gemaakt worden, worden ze tegelijk vernietigd, zo laten voorbeelden in Den Bosch en Ede zien. WSW-ers aan het werk, schoonmaakmedewerkers naar de WWB.
Defensie had grote plannen om de catering uit te besteden, maar komt erop terug, omdat “facilitair een te complexe logistieke operatie is.”
We kunnen vaststellen, dat deze vorm van zelf gaan doen wat eerst uitbesteed wordt, alleen maar extra kosten oplevert. Kosten bij de overheid om het in goede banen te leiden, bij UWV en Sociale diensten om goede kandidaten te vinden, etc.
Kortom, de kans dat dit succesvol gaat lukken en de baten groter zijn dan de kosten acht ik minimaal.

HET BEDRIJFSLEVEN

Een noodzakelijke en primaire voorwaarde voor het bedrijfsleven is winst maken.
Winst geeft de ruimte om te investeren, nieuwe mensen aan te nemen, nieuwe producten of diensten te ontwikkelen.
Veel bedrijven hebben de laatste jaren moeite om overeind te blijven. Zij zullen niet genegen zijn om ter wille van de solidariteit arbeidsgehandicapten aan te nemen. Waar ze vacatureruimte hebben kiezen zij voor flexibele contracten, bvk met mensen, die direct inzetbaar zijn en waar ook snel afscheid van te nemen is.
De kans, dat er nu spontaan 50.000 nieuwe banen bijkomen, lijkt mij daarom klein. Het idee dat die er dan komen voor uitkeringsgerechtigden is nog kleiner.
Ook de gedachte dat bedrijven 50.000 bestaande banen gaan omzetten naar plekken voor gehandicapten lijkt irreëel. Vanuit de financiële winstgedachte is er weinig aanleiding denkbaar om dit te verwachten. Vanuit sociale overwegingen zullen er altijd wel werkgevers zijn, die werkplekken gaan realiseren, mits ook daar de lusten groter zijn dan de lasten.
Het bizarre is bovendien, dat die afspraken gemaakt zijn tussen werkgeversorganisaties en de overheid. Hoe die organisaties gaan zorgen, dat hun achterban die banen gaan creëren, is echter onduidelijk. Men verwacht van de overheid een voorzet, maar het is de individuele werkgever, die beslist of hij daarop ingaat.
Kortom, ook van het bedrijfsleven valt niet veel te verwachten.

MAAR WAT VOOR BANEN?

Laten we het volgende obstakel onder de loep nemen: wat voor banen zijn nodig?
Vanwege de aard van de doelgroep is het duidelijk dat het vooral gaat om werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Daar zien we de laatste jaren 2 ontwikkelingen:
  • • de belangrijkste is dat het aantal banen aan de onderkant steeds meer terugloopt. Werk is verplaatst naar lage lonen landen, automatisering neemt toe, er moet steeds meer gedaan worden door vrijwilligers, de robots rukken op in de zorg, steeds meer werk vraagt om sociale en technische vaardigheden op hoog niveau.
  • • steeds meer laaggeschoolde mensen vechten om steeds minder banen. Een nog steeds hoge werkloosheid, een toename van mensen met een uitkering en een groeiend leger ZZP-ers-samen zo’n 1.5 miljoen mensen concurreren met HBO-ers, die noodgedwongen een stapje terug doen, met mensen in de WWB, die verplicht worden om een tegenprestatie te leveren en met vrijwilligers, idealistisch of om toch wat om handen willen hebben. We zien dat mensen met een MBO-opleiding steeds meer moeite hebben om aan het werk te komen. Dat geldt ook voor hoger opgeleiden.
Hoe realistisch is het om te verwachten, dat mensen met een handicap massaal aan het werk kunnen komen? Optimistisch hoop je dat het eerste jaar 10.000 gehandicapten een baan vinden, maar gaat dat ook lukken in 2016 en 2017? Dromen zijn bedrog.


HET IDEOLOGISCH ARGUMENT

Natuurlijk is het mooi, dat Jette Klijnsma opkomt voor de zwakken in de samenleving.
Maar nu het aantal mensen in de schulden hand over hand toeneemt, lijkt het zinnig om het gesprek te heropenen. Hebben schoolverlaters, die geen werk kunnen vinden, ook niet recht op een kans op werk? En hoe zit dat met bouwvakkers, die noodgedwongen ZZP-er zijn geworden en nu zonder vangnet van baantje naar baantje zwerven of 50-ers, die in de kracht van hun leven aan de kant gezet zijn?
Het zou in het belang van het terug dringen van de belastingdruk en het herstel van de economie economischer zijn om je te richten op deze groepen.
Dit alles vraagt om een heel andere manier van denken, vraagt om een overheid die zich richt op het stimuleren van banengroei en haar middelen niet inzet om de kansen op de markt te verbeteren van arbeidsgehandicapten, maar op het stimuleren van de economie.


In een volgend artikel zal ik hierop ingaan.

Siebo Hakse, Dwarsdenker

dinsdag 28 oktober 2014

Gevonden in Inspiratiemail en zo mooi

Ik was te Cadzand aan het strand
getuige van een misverstand,
toen ik twee golven hoorde spreken
precies voordat ze zouden breken.
De ene riep: ‘Het is gedaan,
wij zullen hier te pletter slaan!’
De ander zei beslist: ‘Welnee,
je bent geen golf, je bent de zee.

Hein Stufkens

Dubbel zo veel werklozen naar bijstand

Het aantal mensen dat na een werkloosheidsuitkering in de bijstand terechtkomt is de afgelopen vijf jaar ruim verdubbeld. Dit blijkt uit maandag gepubliceerd onderzoek van uitkeringsinstantie UWV.

Het aantal WW'ers dat doorstroomt naar de bijstand steeg van bijna 14.000 in 2008 naar bijna 31.000 in 2013. In dezelfde periode is ook het aantal lopende WW-uitkeringen meer dan verdubbeld, aldus UWV. Laagopgeleiden, 55-plussers en alleenstaanden hebben de grootste kans om in de bijstand te komen na de WW.
Nasleep van de crisis

Naar verwachting neemt de doorstroom van de WW naar de bijstand dit en volgend jaar nog licht toe. De economische crisis en de nasleep ervan zorgen dat meer mensen na de WW-uitkering in de bijstand terecht komen.

Een op de zes WW'ers die de maximale uitkeringsduur bereikt, stroomt door naar de bijstand. Het 'doorstroompercentage' daalde aan het begin van de crisis (2008-2010) en is sindsdien stabiel, stelt UWV.

De uitkeringsinstantie ziet met name in delen van de Randstad, Groningen, Friesland en Gelderland procentueel meer WW-gerechtigden in de bijstand komen.
Bron: De Telegraaf van 27 oktober

dinsdag 26 augustus 2014

Vrijwilliger veroorzaakt meer werkloosheid

"DEN HAAG (ANP) - 26-08-2014. Bron: Sprout
Mensen met betaald werk worden steeds vaker verdrongen door onbetaalde krachten, al dan niet met behoud van uitkering. Daardoor ontstaat een groot maatschappelijk probleem", waarschuwt vakbond CNV Publieke Zaak dinsdag.

Het gevolg is dat er een groep 'nieuwe werklozen’ ontstaat. Ook neemt de kwaliteit van dienstverlening af. Goedkoop voor de werkgever, maar niet voor de maatschappij als geheel, stelt CNV. De bond doet "een klemmend beroep" op het kabinet om de maatschappelijke effecten van verdringing te onderzoeken en hier paal en perk aan te stellen.

Volgens CNV gaat het vaak om oudere werknemers die hun baan zijn kwijtgeraakt en vervolgens alleen vrijwillig of in laaggeschoolde arbeid aan de slag kunnen. Omdat bedrijven liever onbetaalde krachten aannemen kunnen jonge mensen met een diploma volgens de bond geen betaald werk vinden.

donderdag 21 augustus 2014

HOE VERMINDER JE HET AANTAL MENSEN IN DE BIJSTAND (WWB)?

Het is tijd voor een paradigmashift over uitkeringsgerechtigden.
Ruim 1 miljoen uitkeringsgerechtigden in de WWB en Wajong worden de laatste tijd systematisch weggezet als onwillig om (weer) aan het werk te gaan.
Was bijstand ooit een wettelijk grondrecht voor hen die niet in hun bestaan kunnen voorzien, nu is het een gunst geworden, waar een tegenprestatie tegenover gesteld moet worden.
Die tegenprestatie verwordt op veel plaatsen tot een wedstrijdje uitkeringstrekkers pesten: de sollicitatieplicht en de strafkorting voor de niet goed geklede sollicitant zijn vaak alleen maar frustrerend.
Want laten we wel wezen: uitkeringsgerechtigden moeten op de arbeidsmarkt concurreren met mensen die zoeken vanuit een baan, met pas afgestudeerden en ervaren ouderen, met ZZP-ers, mensen in de WW en een groeiende groep vrijwilligers.
Een groot deel van de mensen in de Bijstand zoekt een baan aan de onderkant van het loongebouw. Dat deel staat juist onder zware druk. Eenvoudige administratieve functies gaan naar het buitenland, chauffeurs en appelplukkers halen we uit het Oostblok, de robots rukken op, al langer in de industrie, maar nu ook in de zorg. De alfahulp en de mantelzorger zijn het goedkope alternatief voor de verzorgende, op de buurtbus rijdt een vrijwilliger, enz.
De keuzes voor een sollicitant worden gemaakt door het bedrijfsleven en non-profit organisaties.Beide staan onder zware financiële druk en kiezen daardoor gedwongen voor veiligheid.
Dat maakt de kansen voor mensen, die al een tijd buiten het arbeidsproces staan, vaak met een handicap, bijzonder klein.
Daar helpt geen cursus netwerken, CV opleuken of een knappe outfit bij.

Wat doen de gemeenten om die uitkeringsgerechtigden te helpen? Ze tuigen een Sociale dienst op, die vooral bezig is met uitkeringen verstrekken, het tegengaan van misbruik en het opsporen van fraude. Vrijwilligerswerk wordt ontmoedigd, reïntegratiebudgetten worden gekort.
Daarmee creëer je geen banen, maar vooral apathie en lethargie.

EEN NIEUWE MANIER VAN DENKEN

Ik pleit voor een nieuwe manier van denken bij de Sociale Dienst en de gemeenten.
Uitgangspunten zijn:
  • de acceptatie dat voor een belangrijk deel van de WWB-ers de weg naar de arbeidsmarkt voorlopig onhaalbaar is.
  • de overtuiging, dat de meeste WWB-ers liever vandaag dan mogen uit de uitkering willen.
  • stimuleren van de eigen kracht van mensen met een uitkering
Laten we hier een aantal consequenties van deze uitgangspunten bekijken:
  1. In plaats van focussen op werk, stimuleren van maatschappelijke participatie. Ruimte maken voor vrijwilligerswerk, voor mantelzorg, voor de participatiesamenleving.
  2. Uitgaan van vertrouwen in plaats van het nu getoonde permanente wantrouwen, dat alleen maar misbruik uitlokt.
  3. Het daarbij omdraaien van de Pareto-regel. Nu geldt, dat 80% van de WWB-ers onbetrouwbaar is. Laten we dat veranderen in 80% is betrouwbaar. Sluit contracten met WWB-ers, gebaseerd op vertrouwen en beperkte controle en strengere straffen bij misbruik.
  4. Ga van controle bij uitkeringsgerechtigden en werkgevers naar partnership met hen.
  5. Denk minder in regels, meer in kansen.
  6. Verander ambtelijk denken in ondernemend denken.
  7. Focus op het creëren van werk en op het stimuleren van werkgevers i.p.v. op de uitkeringsgerechtigden.
  8. Ga van handhaving naar faciliteren en van denken in uitkeringen naar stimuleren van (onbetaald) werk.
  9. Stop met ontmoedigen, ga aanmoedigen, zowel voor werkgevers als uitkeringsgerechtigden.
  10. Ontwikkel snel een strategie rond verdringing. Besef dat de arbeidsmarkt totaal verandert en dat oud denken, waarin alles als verdringing gezien wordt, niet meer van deze tijd is.

We hebben nu een heel ambtelijk apparaat opgezet, gericht op het beoordelen, verstrekken en controleren van uitkeringen. Stel dat de helft van die ambtenaren zich gaat bezig houden met faciliteren en ondersteunen, met het verkennen van de markt voor werk en vrijwilligers.
Dat zal het elan van ambtenaren, uitkeringsgerechtigden en ondernemers aanmerkelijk verbeteren en is mogelijk nog goedkoper ook.

Durft u het gesprek aan te gaan, in uw sociale dienst, uw gemeente, met WWB-ers en anderen en met het bedrijfsleven en de non-profit.
In onze coöperatie “Sociale en maatschappelijke innovatie” barsten we van de ideeën hoe dit mogelijk te maken.

maandag 2 juni 2014

Het failliet van de Nederlandse werklozenindustrie

Soms/ regelmatig schrijft iemand op, wat je zelf al langer zat te denken.
Het stuk van Rutger Bregman van de Correspondent bevestigde mijn ideeën over reïntegratieprogramma's. Ik citeer het hier dan ook graag met dank aan Rutger voor zijn zoektocht naar antwoorden

Meer dan 6,5 miljard euro. Zoveel geeft de Nederlandse overheid ieder jaar uit om werklozen aan een baan te helpen. Over de effectiviteit zijn twee dingen bekend: óf het helpt nagenoeg niets, óf het is onduidelijk of het helpt. Waarom blijven we er dan toch halsstarrig in geloven?

We geven er meer dan 6,5 miljard euro per jaar aan uit. Dat is ongeveer evenveel als we overhebben voor onze universiteiten. Of voor defensie. Het verschil? Bijna niemand maakt zich druk over deze kostenpost, die ook niet echt een opwindende naam heeft: ‘Activerend arbeidsmarktbeleid.’ Dat wil zeggen: alles wat we doen om werklozen aan een baan te helpen - of het nu een sollicitatietraining of een gesubsidieerde werkplek is. Er is bijna geen land dat hier zoveel geld aan uitgeeft als Nederland.
Zie deze cijfers van de OESO.

Maar levert het ook wat op?


Tsja. Een studie uit 1996 liet al zien dat intensieve begeleiding van werklozen weinig uithaalt, het Centraal Planbureau concludeerde in 2000 dat scholing en bemiddeling weinig opleveren en een grote meta-analyse van 93 Europese programma’s uit 2008 droeg de veelzeggende titel ‘Activerend arbeidsmarktbeleid is vaak niet effectief.’ Bekijk deze studie hier. Bij maar liefst de helft van alle programma’s werd geen of zelfs een negatief effect gevonden.

De schrijver van het laatste artikel, hoogleraar economie Frank den Butter, moet even grinniken als ik hem vraag wat al die cursussen en trajecten opleveren. ‘Vrijwel niets. Het is een doekje voor het bloeden.’ Als ik het vraag aan Bas van der Klaauw, hoogleraar economie aan de Vrije Universiteit en dé expert op dit gebied, is het even stil aan de andere kant van de lijn. ‘Er is vooral veel beleid waarvan we niet weten wat het oplevert.’ Jouke van Dijk, hoogleraar regionale arbeidsmarktanalyse in Groningen, stemt in: ‘Het helpt hoogstens een héél klein beetje. En soms werkt het averechts.' Collega Jan van Ours (hoogleraar arbeidseconomie in Tilburg) vertelt dat hij tijdens zijn colleges graag Nobelprijswinnaar James Heckman mag citeren:

‘Zero is not a bad number.’

De markt kan het beter


Het is niet dat er weinig geprobeerd is. In de afgelopen jaren kwam er van alles voorbij, van Melkertbanen tot werkcoaches, van intensieve trajectbegeleiding tot uitstroompremies. Maar vrijwel niets is fatsoenlijk geëvalueerd. En als dit wel gebeurde, was het resultaat meestal negatief. In 2001 verscheen een rapport van het ministerie van Sociale Zaken met de conclusie: ‘Scholingsinstrumenten (…) blijken niet erg effectief bij de reïntegratie van werkzoekenden.’ Bekijk de evaluatie hier. De ambtenaren pleitten in het rapport voor meer onderzoek. Tevergeefs.

In plaats daarvan werd een groot deel van de reïntegratie-industrie geprivatiseerd. ‘Alles moest aan de markt worden overgelaten,’ vertelt Van der Klaauw. ‘Die zou het allemaal beter kunnen.’ Maar al snel deden de gekste verhalen de ronde, van werklozen die onder begeleiding van een reïntegratieconsulent wekelijks een rondje om de Amsterdamse Sloterplas moesten wandelen, tot werklozen die aan hun zelfvertrouwen werkten met pony’s. Een enkel reïntegratiebureau maakte zelfs gebruik van tarotkaarten. Het toppunt waren de ‘Vier van Vier Miljoen,’ uit Oost-Groningen. Inderdaad: vier werklozen die voor vier miljoen aan een baan waren geholpen. Zembla maakte hier een reportage over.
‘Er zijn een paar mensen heel rijk van geworden,’ zucht Van der Klaauw. ‘Maar de effectiviteit lijkt er door privatisering niet op te zijn vooruitgegaan.’ Sterker nog, in 2010 ontdekte de hoogleraar samen met zijn collega Stephen Kastoryano dat deelname aan een commercieel reïntegratietraject (kosten: 4.000 euro) de werkloosheid verlengt. In zijn oratie concludeert hij droogjes dat het ‘niet absurd is om te veronderstellen dat werklozen zelf een veel beter idee hebben over welk werk geschikt is.’

En nu?

Eigenlijk zouden er ‘randomized controlled trials’ Lees hier mijn stuk over hoe deze methode bij ontwikkelingshulp wordt toegepast. moeten plaatsvinden, waarbij een willekeurig samengestelde groep de ‘behandeling’ krijgt (een sollicitatietraining bijvoorbeeld) en een vergelijkbare controlegroep met rust wordt gelaten. Alleen dan kun je zien of een interventie effectief is geweest.

Maar helaas, slechts vier van de 93 programma’s uit de metastudie van professor Den Butter had een controlegroep, en uit drie daarvan bleek dat het beleid ineffectief was. De laatste keer dat een Nederlands programma met een gerandomiseerd experiment werd geëvalueerd is zestien jaar geleden, in 1998.

Nederlands beleid: geld uitgeven om geld uit te geven


Een beetje gênant is het wel. In een Europese evaluatie van een paar jaar terug lezen we: ‘Nederland heeft geen traditie waarin beleid van begin af aan wordt geëvalueerd. Veel grootschalige programma’s zijn nooit onderzocht. […] Nog opvallender is dat veel beleid geen goed gedefinieerde en onderbouwde doelstelling heeft.’ De Europese evaluatie vind je hier. Volgens de onderzoekers komt het in Nederland ‘niet zelden’ voor dat een programma maar één doel heeft: geld uitgeven.

Het wordt dan ook nog pijnlijker als we het over de kosteneffectiviteit hebben. ‘Je bent al een heel knappe klantmanager als je iemand twee weken sneller aan het werk krijgt,’ vertelt Van der Klaauw. ‘Dan bespaar je zo’n 400 euro. Maar wat kost de begeleiding door de klantmanager?’

In 2008 kwam professor Jouke van Dijk met een bizarre rekensom: de reïntegratie van één langdurig werkloze kost gemiddeld 537.000 euro. Dat zijn meer dan vijftien modale jaarsalarissen. Toenmalig staatssecretaris Ahmed Aboutaleb (Sociale Zaken, PvdA) en zijn partijgenoot, de Amsterdamse wethouder Freek Ossel, reageerden woedend op deze berekening. ‘Mensen moeten een taaltraining doen, van hun verslaving worden afgeholpen en zelfvertrouwen opbouwen,’ brieste de laatste. ‘Dat zijn trajecten van jaren, die forse investeringen vergen en je hebt geen garantie dat het lukt.’

Maar hoeveel mag het kosten?
Professor Jan van Ours heeft zijn conclusies getrokken. ‘[Dit is] het blind offeren van miljarden euro’s op het altaar van het actieve arbeidsmarktbeleid.’ Dat concludeert hij in dit artikel. En het treurige is: sinds 2008 is de uitstroom van reïntegratietrajecten naar betaald werk nog verder afgenomen. Zie deze cijfers van het CBS. De Rekenkamer hamerde er bij de begroting van vorig jaar op dat het nu eindelijk eens tijd werd voor een fatsoenlijke evaluatie. In de droge taal van de rekenmeesters: ‘De minister kan nog niet voldoende inzichtelijk maken wat het effect is van de uitgaven voor reïntegratieactiviteiten.’ Zie het commentaar van de Rekenkamer hier.

Toch is er ook goed nieuws. Na een motie van de SP en de VVD is er in 2012 zowaar een groot experiment gestart waarbij in zeven gemeenten allerlei vormen van activerend beleid worden onderzocht. Mét controlegroepen. Het enige probleem: de resultaten hadden er begin 2013 al moeten zijn. Een woordvoerder van het Ministerie van Sociale Zaken meldt dat het nog wel een paar maanden kan duren.

Speeltjes voor politici


Eén vraag blijft moeilijk te beantwoorden: waarom besteden we al jarenlang miljarden aan beleid dat niet of nauwelijks helpt?

Misschien heeft het iets met de perceptie van werkloosheid te maken. Zelfs nu bijna 700.000 mensen zonder werk zitten, (en het getal ligt veel hoger, SH)wordt de oplossing bij het individu gezocht. Geloofden we vroeger nog in de maakbaarheid van de samenleving, nu is er het maakbare individu. Er is een politiek verbond rondom ontstaan. Links wil werklozen zoveel mogelijk ondersteunen, rechts wil ze zo snel mogelijk van hun uitkering afhelpen.

Wat ook meespeelt: politici willen gewoonweg iets doen, of het nu helpt of niet. Een paar maanden geleden lanceerde minister Asscher (Sociale Zaken, PvdA) een nieuw actieplan: ‘55PlusWerkt.’ Budget: 39 miljoen euro. Ongeveer 45.000 werkloze senioren krijgen een ‘netwerktraining’ waarbij ook hun ‘sollicitatie- en presentatievaardigheden’ worden opgepoetst. Een controlegroep is er niet, dus of het project effect sorteert zullen we nooit weten.

Er is wel een donkerbruin vermoeden.

‘Sommige mensen vinden dat je niet mag experimenteren met werklozen,’ zegt prof. Van der Klaauw. ‘Maar dat doen we al jaren, alleen leren we er niets van.’ Bij vlagen klinkt de hoogleraar cynisch. ‘Politici willen gewoon hun speeltjes. Als de werkloosheid straks daalt, roepen Klijnsma en Asscher dat het door hun beleid komt. Zonder enig bewijs.’ Collega-hoogleraar Jan van Ours stemt in: ‘Politici zijn niet geïnteresseerd in de effectiviteit van hun beleid. Ze zeggen liever: 'Kijk, ik heb 100 miljoen uitgegeven. Zie je wel dat ik iets doe?'' Frans Leeuw, hoogleraar sociologie in Maastricht, heeft hier eens een mooie term voor bedacht: beleidshomeopathie.

Neem de poging van Mirjam Sterk, ‘ambassadeur jeugdwerkloosheid’, om 10.000 jongeren in vijf weken aan een baan te helpen (via uitzendbureau Randstad). Het werden er 8.281. ‘Die banen waren er zonder haar ook gekomen,’ schampert Jouke van Dijk. ‘Maar ja, nietsdoen is geen optie hè?’ Teken aan de wand: Randstad wilde niet zeggen hoeveel jongeren het normaliter aan een baan helpt. Arbeidseconoom Ronald Dekker rekende het daarom zelf maar uit: ongeveer 20.000 per maand. Het waren dus relatief slechte weken geweest bij Randstad, maar de actie van Mirjam Sterk was goede reclame voor het uitzendbureau en het kabinet.

Drie opties


Rest de vraag: van welk beleid weten we dat het wél werkt?

Wie zich door de (internationale) onderzoeken Zie bijvoorbeeld deze evaluatie. van de afgelopen jaren worstelt, komt drie standaardopties tegen. De eerste is de confrontatie. Zo worden Deense werklozen bij elkaar gezet in zogenoemde ‘meetings’ om elkaar te vertellen over hun werkloze bestaan. ‘Het is behoorlijk confronterend om de hele dag te luisteren naar mensen zonder werk,’ vertelt Van der Klaauw. Dan liever aan de bak, redeneren veel mensen.

Sterker nog, hoe verder iemand naar zo’n ‘meeting’ moet reizen, hoe groter de kans dat hij aan het werk gaat. Een korting op de uitkering voor iedereen die niet hard genoeg naar werk zoekt, kan ook helpen. De dreiging is vaak al genoeg, maar er is wel een nadeel: gestrafte werklozen accepteren vaker werk onder hun niveau.

De tweede optie is de loonkostensubsidie, en dan met name voor banen in de private sector. In dit geval betaalt de overheid een deel van het loon. Er is aardig wat bewijs dat het werkt, al moet er wel worden opgelet dat er geen banen worden gesponsord die sowieso wel gecreëerd zouden worden. Subsidieverslaving ligt op de loer.

Tot slot kan scholing werken, mits aan heel wat voorwaarden wordt voldaan. Dan heb ik het niet over wandelingetjes om de Sloterplas, maar over het trainen van vaardigheden waar daadwerkelijk vraag naar is. Een kortdurende training die helpt bij het vervullen van een vacature - liefst al meteen in samenwerking met een potentiële werkgever - levert soms een goed resultaat op.

Maar geen illusies: uiteindelijk zijn de economische groei, het begrotingsbeleid en de technologische veranderingen veel belangrijker bij de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Voor de drie bovenstaande opties geldt dat we het over hoogstens een paar procent extra baankans hebben. Dat blijkt ook uit deze overzichtsstudie van onderzoeksbureau SEO. Succes is nooit gegarandeerd. Iedere regio is anders, net als iedere periode en iedere werkloze. Van Ours stelde in de jaren negentig voor om bij elke beleidsmaatregel 1 procent van het budget te reserveren voor de (wetenschappelijke) evaluatie. Dat lijkt hem, twintig jaar na dato, nog steeds een goed idee.

Banenplan


Vorig jaar maakte Asscher bekend dat hij nog eens 600 miljoen uittrekt voor een extra ‘banenplan’. Het ministerie van Sociale Zaken publiceerde vervolgens een ‘menukaart' Bekijk de menukaart hier. van maatregelen waar werkgevers subsidie voor kunnen aanvragen.

Trefwoorden: arbeidsbemiddeling, transitiefonds, transfercentrum, sollicitatietraining, coaching, loopbaancheck- en advies en gezondheidsverbetering.

Effectiviteit: onbekend.

Toch stond er een lichtpuntje op het menu. Want wat lezen we daar, helemaal onderaan: ‘Om te weten wat werkt en wat niet, is soms onderzoek nodig en moeten experimenten worden uitgevoerd.’

En ja, ook daar kan subsidie voor worden aangevraagd.

Zie ook het stuk "Meer bewijs waarom 'activerend arbeidsbeleid' niet werkt"van Jesse Freriks van de Correspondent.

dinsdag 20 mei 2014

Hoogleraar Frans Nijhuis: “Een succesvolle Participatiewet levert naast banen ook gewoon geld op”



Om Wajongers en anderen met een achterstand op de arbeidsmarkt aan de slag te helpen, is het belangrijk dat bestaande functies worden aangepast. Dit is de rode draad in een recent gepubliceerde inleiding van Frans Nijhuis, bijzonder hoogleraar Inclusieve Arbeidsorganisaties (Atlant Leerstoel, zie eerder bericht).

De lage arbeidsparticipatie van deze groepen wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door hoe functies in het bedrijfsleven worden gecreëerd en steeds complexer zijn geworden. Functies moeten meer worden toegesneden op de kwaliteiten en mogelijkheden van het individu (jobcarving). Dit sluit al aan bij de ontwikkeling dat mensen hun werk zelf al actief afstemmen op hun eigen willen en kunnen (jobcrafting). Als bedrijven daar beter op inspelen, zo stelt Nijhuis, kunnen zij de duurzame inzetbaarheid van hun huidige en toekomstige werknemers, ook die met beperking of aandoening, bevorderen en ontstaan nieuwe banen.

Er kan en moet een win-win situatie worden gecreëerd, waarbij enerzijds de maatschappelijke noodzaak wordt gevoeld om zoveel mogelijk mensen aan de arbeidsmarkt te laten deelnemen en anderzijds de vraag van de werkgever naar (productieve) arbeid wordt beantwoord. “Het succes van de Participatiewet is niet alleen een kwestie van maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar ook van economische winstgevendheid. Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aannemen, moet de werkgever uiteindelijk ook gewoon geld opleveren”, aldus Nijhuis.

Bron: Cedris

Regionale arbeidsmarkt leidend bij verdeling budgetten Participatiewet


Regionale arbeidsmarkt leidend bij verdeling budgetten Participatiewet
Geplaatst op 16 mei 2014, bron: De normaalste zaak

Er is een nieuw model ontwikkeld voor de verdeling van de budgetten voor de Participatiewet onder gemeenten. Dit schrijft staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vandaag aan de Tweede Kamer.
Participatiebudget

In het zogenoemde participatiebudget worden de beschikbare middelen voor zowel de Wsw als voor re-integratietrajecten gebundeld. Staatssecretaris Klijnsma vindt het belangrijk dat bij de verdeling van dit budget rekening wordt gehouden met de regionale arbeidsmarkt en het aantal mensen met een arbeidsbeperking. Daarmee wordt recht gedaan aan de situatie in economisch zwakkere regio’s. Om grote herverdeeleffecten ten opzichte van de huidige systematiek te beperken worden de budgettaire veranderingen niet in één keer, maar over een periode van drie jaar doorgevoerd.
Verdeling van de bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies

Voor de verdeling van de bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies kiest de staatssecretaris voor het zogeheten multiniveau-model. Dit door het Sociaal en Cultureel Planbureau ontwikkelde model betrekt zowel de kenmerken van de huishoudens (zoals leefvorm, leeftijd, wel of geen koopwoning, niet-westerse achtergrond en opleiding) als de kenmerken van een wijk, gemeente en regio bij het vaststellen van de budgetten. Op basis van deze kenmerken wordt uiteindelijk de hoogte van het bedrag per gemeente vastgesteld.

Sinds de invoering van de Wet werk en bijstand in 2004 zijn gemeenten financieel verantwoordelijk voor de uitvoering van deze wet.

Om de herverdeeleffecten die met de overgang naar een nieuw model gepaard gaan te beperken en de financiële gevolgen voor gemeenten beheersbaar te houden heeft de staatssecretaris na overleg met de VNG tot een overgangsregime besloten. De eerste twee jaar worden de budgetten nog voor de helft vastgesteld op basis van uitgaven in het verleden en voor de helft op basis van het nieuwe model. In het derde jaar wordt 75 % op basis van het nieuwe model berekend, en vanaf het vierde jaar wordt het budget daar helemaal op gebaseerd. Na twee jaar vindt een evaluatie plaats.

Staatssecretaris Klijnsma zal vanuit het oogpunt van financiële beheersbaarheid een vangnet-regeling maken. In overleg met de VNG zal zij de opzet van deze regeling verder uitwerken.

Het gekozen multiniveau-model was één van de vier voorliggende opties (voor de verdeling van de bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies) die in overleg met de VNG nader is uitgewerkt. De ontwikkeling van de nieuwe verdeelmodellen is begeleid door een commissie waarin naast de VNG onder andere ook enkele gemeenten vertegenwoordigd waren.

De modellen zijn vervolgens beoordeeld door Berenschot, prof. dr. Allers, hoogleraar economie van de decentrale overheden, en de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv). Gemeenten hebben onder meer tijdens een bestuurlijke conferentie hun opvattingen gegeven over de verschillende modellen.
Toekenning budgetten

De definitieve budgetten voor wat betreft de bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies worden voor 1 oktober bekendgemaakt. De bedragen per gemeente voor het participatiebudget worden in juni gepresenteerd.

Bekijk de kamerstukken:Kamerbrief ‘Verdeelmodel inkomensdeel en participatiebudget vanaf 2015′

zaterdag 10 mei 2014

Social enterprises innovatieve koplopers en aanjagers van economische groei

PERSBERICHT

Sociaal ondernemers vervullen een belangrijke rol binnen de MKB-sector waar het innovaties betreft.
Bijna de helft van de social enterprises in Nederland heeft een innovatieve dienst of product in de markt gezet, dat bovendien primair gericht is op het
aanpakken van maatschappelijke problemen. Dat blijkt uit de Social Enterprise Monitor 2014 die vandaag werd uitgebracht door Social Enterprise NL i.s.m. McKinsey.
Het is het grootste onderzoek naar de social enterprise sector in Nederland.
Social enterprises blijken tevens een enorme aanjager voor economische groei. Zo blijkt uit de Social Enterprise Monitor 2014 dat de werkgelegenheid in deze
sector met 12 % is gegroeid in 2013, een opvallend cijfer afgezet tegen de trend van het MKB waar juist sprake is van een sterke daling van de werkgelegenheid.
Ook de omzet van 79% van de social enterprises is gegroeid en nagenoeg alle ondervraagde sociaal ondernemers verwacht de komende jaren nog verder te groeien.
Minister Kamp erkent de slagkracht van deze sociaal ondernemers, in een reactie op de beleidsagenda van Social Enterprise NL zei hij vorige maand:
“Het kabinet is om verschillende redenen betrokken bij sociaal ondernemerschap in Nederland en moedigt de verdere ontwikkeling daarvan aan.
Sociale ondernemingen dragen bij aan maatschappelijke vernieuwing en bieden innovatieve oplossingen voor complexe vraagstukken rond gezondheid(szorg),
veiligheid en leefbaarheid, arbeidsparticipatie, voedsel- en energievoorziening etc.”
Het grote aantal innovaties is onder andere te verklaren door de aard van social enterprises. Ze zoeken nieuwe, zelfredzame oplossingen voor bestaande
maatschappelijke problemen en voelen hierdoor een urgentie om te innoveren en om vernieuwende producten en diensten te ontwikkelen.
Willemijn Verloop (oprichter van Social Enterprise NL): “Social enterprises zijn koplopers op weg naar een nieuwe economie, ze bewijzen dat een maatschappelijk probleem
oplossen en geld verdienen samen kunnen gaan.
Dit doen ze door met innovatieve producten en diensten duurzame oplossingen te bieden voor maatschappelijke problemen zoals milieuvervuiling,internationale armoedebestrijding, en de arbeidsparticipatie van kwetsbare groepen.”

Voorbeelden innovaties door social enterprises

Sociaal ondernemers bestrijken een zeer breed spectrum van sectoren waardoor deze innovatieve spelers vaak niches vormen in de bestaande markt. Social enterprise Autitalent is een bedrijf dat uitgaat van de kracht van autisten, ze bieden banen op het gebied van digitalisering en administratie aan mensen met een vorm van autisme.
Fairphone is een bedrijf dat de eerste eerlijke smartphone ontwikkelde en op de markt bracht.
Deze smartphones zijn vrij van kinderarbeid en bestaan uit gerecyclede en conflictvrije materialen. De eerste 25.000 telefoons zijn vorig jaar in gebruik genomen en de productie gaat door.
Zorgvoorelkaar.com speelt in op teruglopende budgetten in de zorg door vraag en aanbod in de (informele) zorg te matchen, hierdoor zijn inmiddels bijna 8.000 professionals en vrijwilligers aangemeld en ruim 4.500 hulpvragen geplaatst.Al deze innovatieve businessmodellen leveren direct impact aan de maatschappij.

Zie voor de monitor: Social enterprise

dinsdag 6 mei 2014

Minder, minder! Geen Marokkanen, maar uitkeringsgerechtigden!


Terwijl de samenleving eindelijk in opstand komt tegen het over één kam scheren van criminele en niet criminele Marokkanen, gaan we onverminderd verder met een andere generalisatie.
Ruim 1 miljoen uitkeringsgerechtigden in de WWB en Wajong worden systematisch weggezet als onwillig om (weer) aan het werk te gaan.
Was bijstand ooit een wettelijk grondrecht voor hen die niet in hun bestaan kunnen voorzien, nu is het een gunst geworden, waar een tegenprestatie tegenover gesteld moet worden.
Die tegenprestatie verwordt op veel plaatsen tot een wedstrijdje uitkeringstrekkers pesten: de sollicitatieplicht en de strafkorting voor de niet goed geklede sollicitant zijn vaak alleen maar frustrerend.
Reïntegratietrajecten om te leren je CV op te leuken of om werkervaring op te doen, zijn meestal weggegooid geld, ze leiden niet tot meer werkgelegenheid.
De heersende overtuiging lijkt te zijn, dat uitkeringstrekkers niet willen werken. De keuze tussen iemand, die al langer niet gewerkt heeft of een ervaren kandidaat, is voor een werkgever simpel.

Sociale diensten worden gedwongen om te werken vanuit permanente achterdocht naar hun “klanten”.
Controle en regels om misbruik te voorkomen, leiden vooral tot hoge kosten voor het in stand houden van een duur bureaucratische apparaat.
Natuurlijk, net als bij de Marokkanen (en de andere Nederlanders) zitten er rotte appels in de mand, die het andere fruit te schand maken.

Kan het anders?

De ervaringen bij de Belastingdienst en bv de Sociale Dienst van Schiedam laten zien, dat het ook anders kan. Uitgaan van vertrouwen en volwassen benaderen van cliënten werken in 80% van de gevallen en het scheelt enorm in de organisatiekosten. Als dit gepaard gaat met strenge straffen voor misbruik, is de eerste maatschappelijke winst binnen.

Kunnen we accepteren, dat voor een flink deel van de uitkeringsgerechtigden de weg naar de arbeidsmarkt voorlopig onhaalbaar is? We hebben 880.000 werklozen, 700.000 ZZP-ers, waarvan een groot deel op of onder het bestaansminimum leeft en een grote groep vrouwen en ouderen, die willen werken, maar niet als werkzoekende staan ingeschreven.
We zien dat banenplannen en SROI-maatregelen vaak niet tot nieuwe banen leiden, maar tot verschuivingen in wie werkt en wie niet. (VK 27/3/'14, 19/3/'14)
Jongeren, die willen en kunnen werken, komen niet aan de bak, ervaren ouderen met een klinkend CV geven na de zoveelste sollicitatie de moed op.
Dus, laten we stoppen met pesten, met de idee-fixe, dat er meer mensen aan een baan komen als ze maar werkervaring opdoen en met geld verspillen aan controle, reïntegratietrajecten en banenplannen en laten we werk gaan creëren. In infrastructuur, milieu, energie, innovatie en het aantrekken van buitenlandse investeerders is nog veel te winnen.

En de uitkeringsgerechtigden? Laten we elkaar serieus nemen, gaan luisteren en het keukentafelgesprek aangaan. Bevrijd uitkeringsgerechtigden van regeldruk, bureaucratie en de sollicitatieplicht, die alleen maar frustratie en terugtrekgedrag oplevert. Laten ze zich mobiliseren om zelf hun toekomst vorm te geven. Beloon gewenst gedrag, ondersteun eigen initiatief, zoals dat in Rotterdam gebeurt, en maak werk van vrijwilligerswerk. Dan is het meer, meer winst voor de samenleving.

donderdag 1 mei 2014

Quotumwet voor advies naar de Raad van State




Nieuwsbericht | 25-04-2014

De ministerraad heeft op voorstel van staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingestemd met de zogenoemde Quotumwet. Deze wet heeft als doel dat er meer mensen met arbeidsbeperkingen bij reguliere werkgevers aan de slag gaan. Staatssecretaris Klijnsma hoopt het wetsvoorstel voor de zomer bij de Tweede Kamer in te kunnen dienen vanwege de samenhang met de Participatiewet.

Het kabinet heeft in april vorig jaar afspraken gemaakt met de sociale partners. Werkgevers stellen jaarlijks duizenden banen beschikbaar voor mensen die vanwege een beperking niet in staat zijn zelf het wettelijk minimumloon te verdienen, oplopend tot 100.000 banen in 2025. Daar bovenop komen bij de overheid in dezelfde periode nog eens 25.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking. De afspraken uit het Sociaal Akkoord zijn niet vrijblijvend. Als de afgesproken extra banen er niet komen, treedt de in het wetsontwerp vastgelegde quotumplicht in werking. Een eerste beoordeling vindt in 2016 plaats.

In de Quotumwet is omschreven wie tot de doelgroep gerekend worden voor deze extra banen, hoe de voortgang in de uitvoering van de banenafspraak wordt bewaakt en welke maatregelen volgen als het toegezegde aantal arbeidsplaatsen niet wordt gehaald. Dit is nu in wetgeving uitgewerkt.

De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.

Quotumwet

donderdag 6 februari 2014

Beste Jette Klijnsma, beter ten halve gekeerd..........

Beste Jette,

ik wil binnenkort serieus ingaan op je rampzalige plannen om dier Steuntrekkkers nu eindelijk in het gelid te krijgen.
Nu, zo vlak voor het weekeind en met het lot van partijgenoot Plassterk in het geding, een opstekertje van Van Kooten en De Bie.
Het jaar was 1982, geloof ik, dat dit gepubliceerd werd.

Geniet ervan en denk nog eens na of dit de toekomst is van een beschaafd land.


Van Kooten en de Bie - Rijkscontrole controle

zondag 2 februari 2014

Uw strategisch plan binnen één dag?


 Ja, dat kan met onze bedrijfskundige aanpak.


Uw doel?

Juist in deze tijd is het zaak, dat u vooruit kijkt en denkt en de goede onderwerpen op uw beleidsagenda zet. De marges zijn te klein geworden om fouten te maken en energie te verspillen aan de verkeerde thema’s.
Het wordt steeds belangrijker, dat alle neuzen de juiste kant op staan. Naast optimalisatie van uw huidige bedrijfsvoering, is het nog belangrijker geworden om vooruit en om u heen te kijken. Wat brengt de toekomst, wat doet de markt, wat doen uw concurrenten, hoe kunt u een voorsprong behalen?

Aanlokkelijk?


Ook uw probleem?

Bedrijven en organisaties, die strategische plannen maken, stellen vaak niet de juiste prioriteiten, maken keuzes die geen bijdrage leveren aan het gewenste centrale doel. Zij nemen bovendien vaak teveel hooi op hun vork. Daardoor lopen hun projecten uit, worden te duur of leveren niet het gewenste resultaat op. Dat brengt hen in de verleiding om ter compensatie extra projecten op te starten, waardoor het probleem van op tijd en in budget alleen maar groeit.

Ons aanbod

In 4 tot 8 uur realiseert u met uw (management-)team uw strategisch beleidsplan, met daarin een beperkt aantal doelen, die cruciaal zijn voor het realiseren van uw missie en waarover consensus is in uw (management-)team en. U heeft verantwoordelijken per doel vastgesteld en afspraken gemaakt voor het vervolg.

De benodigde tijd wordt bepaald door de kwaliteit van de voorbereiding, de kennis van uw organisatie en uw omgeving en het aantal deelnemers.

Voor wie?

Bestemd voor middelgrote en kleine teams in profit en non-profit organisaties, bv een directie-, management of afdelingsteam.

Onze fundamenten

Onze aanpak is gebaseerd op bedrijfskundige modellen afkomstig uit TOC (Theory of Constraints) en Lean en diverse creativiteitsmodellen. Daarmee zorgen we voor activerende sessies, die iedereen betrekken in de vormgeving van het plan.

De investering

De training is maatwerk. Daarom zijn er geen standaard prijzen. Na de kennismaking, interviewen wij de opdrachtgever en werken en lezen wij ons in in uw vraagstelling. Vervolgens gaan wij een hele of halve dag met uw team aan de slag. In principe komen wij met twee trainers die ieder hun eigen karakteristieke benadering hebben.

Wij spreken graag de mogelijkheden met u door.
Uiteraard bieden wij ook ondersteuning in het traject van uitvoering.
Geïnteresseerd? Bel 0649310490 of mail naar info@taotao.nl